home edit page issue tracker

This page pertains to UD version 2.

UD_Dutch-Alpino

UD_Dutch-LassySmall

Tokenization and Word Segmentation

Tokenization and Word Segmentation

  • This corpus contains 13583 sentences and 208633 tokens.
  • This corpus contains 7341 sentences and 98107 tokens.
  • This corpus contains 21728 tokens (10%) that are not followed by a space.
  • This corpus contains 13704 tokens (14%) that are not followed by a space.
  • This corpus does not contain words with spaces.
  • This corpus does not contain words with spaces.
  • This corpus contains 1464 types of words that contain both letters and punctuation. Examples: J., mr., dr., zo'n, 't, H., a., 's, C., W., M., drs., B., prof., G., p., pct., d., R., 'n, F., L., o.a., K., Zuid-Afrika, T., z'n, v., S., auto's, jl., n.v., E., ir., Sovjet-Unie, St., West-Duitsland, o.m., Noord-Korea, mln., D'66, a.s., binnen-, m'n, mevr., Mina's, Oost-Berlijn, directeur-generaal, ds., etc.
  • This corpus contains 971 types of words that contain both letters and punctuation. Examples: Sint-Niklaas, CD&V, sp.a, N-VA, Vlaams-Brabant, Henin-Hardenne, ca., o.a., 't, Oost-Vlaanderen, kabinet-Van, Parijs-Roubaix, West-Vlaanderen, Waals-Brabant, kabinet-Kok, zo'n, minister-president, Oostenrijk-Este, mr., nr., programma's, v.Chr., B​r​u​s​s​e​l​-​H​a​l​l​e​-​V​i​l​v​o​o​r​d​e, Nieuw-Vlaamse, Pandy's, Saksen-Coburg-Gotha, V​l​a​a​m​s​-​n​a​t​i​o​n​a​l​i​s​t​i​s​c​h​e, links-liberale, kabinet-Balkenende, vice-premier, 's, F.C., Jean-Marie, Vandersteen's, Vlaams-Nationaal, kabinet-Den, rooms-katholieke, thema's, C​h​r​i​s​t​e​n​-​D​e​m​o​c​r​a​t​i​s​c​h, I-City, Jean-Luc, Noord-Brabant, Noord-Frankrijk, Sint-Katelijne-Waver, WTA-toernooi, auto's, b., e., en/of, g.

Morphology

Tags

Morphology

Tags

  • This corpus contains 79 lemmas tagged as pronouns (PRON): al, allebei, alles, beide, da, dat, datgene, degene, deze, die, diegene, dien, dit, een, elk, elkaar, enig, enkele, ge, geen, gij, ginds, haar, haarzelf, hare, hem, hemzelf, hen, het, hetgeen, hetgene, hij, hijzelf, hun, ieder, iedereen, iemand, iets, ik, je, jezelf, jij, jou, jullie, m'n, me, meerdere, men, mezelf, mij, mijn, minder, mindere, minst, niemand, niets, niks, ons, onszelf, sommig, teveel, u, uw, veel, wat, we, weinig, welk, wie, wij, ze, zich, zichzelf, zij, zijn, zijzelf, zo'n, zoiets, zulk
  • This corpus contains 57 lemmas tagged as pronouns (PRON): al, alles, beide, dat, degene, deze, die, dit, elk, elkaar, enig, enkel, geen, haar, hem, hemzelf, hen, het, hetgeen, hetwelk, hij, hun, ieder, iedereen, iemand, iets, ik, je, jij, me, meer, mekaar, men, mij, mijn, minder, niemand, niets, ons, sommig, teveel, u, uw, veel, wat, we, weinig, welk, wie, wij, ze, zich, zichzelf, zij, zijn, zijzelf, zo'n
  • This corpus contains 35 lemmas tagged as determiners (DET): 's, al, andermans, beide, dat, de, den, der, des, deze, die, dien, dit, een, elk, elkaar, enig, enkel, enkele, geen, het, ieder, meerdere, menig, minder, niemand, sommig, teveel, veel, wat, weinig, welk, wie, zo'n, zulk
  • This corpus contains 26 lemmas tagged as determiners (DET): 't, al, beide, dat, de, der, deze, die, dit, een, elk, enig, enkel, geen, het, ieder, meerdere, menig, sommig, veel, wat, weinig, welk, wie, zo'n, zulk
  • Out of the above, 27 lemmas occurred sometimes as PRON and sometimes as DET: al, beide, dat, deze, die, dien, dit, een, elk, elkaar, enig, enkele, geen, het, ieder, meerdere, minder, niemand, sommig, teveel, veel, wat, weinig, welk, wie, zo'n, zulk
  • Out of the above, 19 lemmas occurred sometimes as PRON and sometimes as DET: al, beide, dat, deze, die, dit, elk, enig, enkel, geen, het, ieder, sommig, veel, wat, weinig, welk, wie, zo'n
  • This corpus contains 14 lemmas tagged as auxiliaries (AUX): blijken, blijven, hebben, heten, hoeven, krijgen, kunnen, lijken, moeten, mogen, schijnen, worden, zijn, zullen
  • This corpus contains 12 lemmas tagged as auxiliaries (AUX): blijken, blijven, hebben, heten, hoeven, kunnen, lijken, moeten, mogen, worden, zijn, zullen
  • Out of the above, 14 lemmas occurred sometimes as AUX and sometimes as VERB: blijken, blijven, hebben, heten, hoeven, krijgen, kunnen, lijken, moeten, mogen, schijnen, worden, zijn, zullen
  • Out of the above, 8 lemmas occurred sometimes as AUX and sometimes as VERB: blijken, blijven, hebben, kunnen, lijken, moeten, worden, zijn
  • Fin
    • AUX: is, was, heeft, werd, wordt, zijn, zal, zou, kan, hebben
    • VERB: heeft, komt, wil, is, gaat, zei, kwam, noemt, ligt, hebben
  • Fin
    • AUX: is, werd, was, wordt, zijn, werden, worden, waren, zou, kan
    • VERB: zie, heeft, kwam, is, zijn, komt, telt, staat, was, wint
  • Inf
    • AUX: worden, zijn, kunnen, moeten, hebben, blijven, zullen, mogen, hoeven, krijgen
    • VERB: komen, gaan, maken, zien, doen, nemen, laten, zeggen, geven, brengen
  • Inf
    • AUX: worden, zijn, kunnen, hebben, moeten, blijven, heten, mogen, zullen
    • VERB: maken, gaan, laten, tekenen, geven, houden, zien, nemen, hebben, komen
  • Part
    • AUX: geweest, geworden, gebleven, gebleken, gekregen, zijnde, gehad
    • VERB: gemaakt, gehouden, genoemd, genomen, gedaan, afgelopen, gegeven, gekomen, gezien, gesteld
  • Part
    • AUX: geworden, geweest, gebleven, zijnde, geheten
    • VERB: genoemd, volgende, opgericht, gemaakt, gebruikt, gekozen, gelegen, verkozen, bestaande, geboren

Nominal Features

Nominal Features

  • Com
    • NOUN: heer, plaats, tijd, minister, flo, stad, man, dag, week, politie
    • PROPN: zaterdag, januari, zondag, JGZ, Robbert, mei, juli, september, vrijdag, God
  • Com
    • NOUN: partij, stad, eeuw, naam, regering, koning, finale, provincie, politie, reeks
    • PROPN: juni, oktober, Ensor, Vandersteen, Kuifje, VLD, CVP, D66, november, Napoleon
  • Com,Neut
    • NOUN: soort, boord, keer, paar, subsidie, opium, punt, accordeon, affiche, aperitief
    • PROPN: Estonia, Financien, ARJOS, Beernink, Eeg, IOS, Munchen, SAR, VHO, Van
  • Com,Neut
    • NOUN: keer, soort, mout, Salon, katoen, sorghum, tin, wort
    • PROPN: Spirit, Vivant, Euronext, Giroux, Dexia, Fortis, Mobistar, Philips, Prego, 4FM
  • Neut
    • NOUN: jaar, land, uur, aantal, deel, procent, huis, miljoen, werk, leven
    • PROPN: Nederland, Amsterdam, Groningen, Rotterdam, Europa, Engeland, Aduard, Frankrijk, Utrecht, Ajax
  • Neut
    • NOUN: jaar, deel, aantal, werk, begin, gewest, museum, land, bier, centrum
    • PROPN: België, Brussel, Antwerpen, Vlaanderen, Hasselt, Nederland, Bel, Limburg, Luik, Gent
  • Plur
    • AUX-Fin: zijn, hebben, worden, zullen, waren, werden, kunnen, zouden, moeten, hadden
    • NOUN: mensen, kinderen, jaren, problemen, zaken, landen, boeken, dagen, vrouwen, weken
    • PROPN: Italianen, Nederlanders, Egyptenaren, GGD-en, Surinamers, Chinezen, Europeanen, Friezen, Joden, Palestijnen
    • VERB-Fin: hebben, zijn, gaan, willen, komen, kwamen, hadden, krijgen, waren, konden
  • Plur
    • AUX-Fin: zijn, werden, worden, waren, hebben, kunnen, hadden, moeten, zouden, moesten
    • NOUN: jaren, verkiezingen, gemeenten, partijen, inwoners, leden, links, zetels, verhalen, provincies
    • PROPN: Belgen, Nederlanden, Fransen, Vlamingen, Pruisen, Kempen, grenslandhallen, Ardennen, Brusselaars, Middeleeuwen
    • VERB-Fin: zijn, hebben, kwamen, staan, vormen, verschenen, hadden, gaan, komen, bestaan
  • Sing
    • AUX-Fin: is, was, heeft, werd, wordt, zal, zou, kan, moet, heet
    • NOUN: jaar, land, heer, plaats, tijd, minister, flo, uur, stad, man
    • PROPN: Nederland, Amsterdam, zaterdag, Groningen, Rotterdam, Europa, Engeland, januari, zondag, JGZ
    • VERB-Fin: heeft, komt, wil, is, gaat, zei, kwam, noemt, ligt, staat
  • Sing
    • AUX-Fin: is, werd, was, wordt, zou, kan, had, heeft, kon, moest
    • NOUN: partij, jaar, stad, eeuw, naam, regering, koning, finale, deel, provincie
    • PROPN: België, Brussel, Antwerpen, Vlaanderen, Hasselt, Nederland, Bel, juni, oktober, Vandersteen
    • VERB-Fin: zie, heeft, kwam, is, komt, telt, staat, was, wint, had
  • Acc
    • PRON: zich, hem, me, ons, mij, elkaar, haar, hen, je, zichzelf
  • Acc
    • PRON: zich, hem, elkaar, hen, haar, zichzelf, ons, je, mij, me
  • Dat
    • PRON: dien, dezen
  • Gen
    • PRON: uwer, zijner
  • Nom
    • PRON: hij, ik, we, men, je, zij, wij, u, jij, ie
  • Nom
    • PRON: hij, zij, men, ik, je, we, wij, u, Zijzelf, jij
  • Def
    • DET: de, het, der, 's, 't, den, des, dé
  • Def
    • DET: de, het, der, 't, 's, des, dé
  • Ind
    • DET: een, 'n, en
  • Ind
    • DET: een

Degree and Polarity

Degree and Polarity

  • Cmp
    • ADJ: verder, beter, later, jongeren, langer, groter, grotere, hoger, vroeger, vroegere
  • Cmp
    • ADJ: later, verder, beter, hogere, vroegere, jongeren, latere, oudere, verdere, groter
  • Pos
    • ADJ: nieuwe, grote, andere, Nederlandse, goed, heel, groot, Amerikaanse, eigen, goede
  • Pos
    • ADJ: Vlaamse, belgische, andere, grote, nieuwe, externe, eigen, federale, politieke, verschillende
  • Sup
    • ADJ: laatste, grootste, beste, belangrijkste, hoogste, best, hoogst, jongste, voornaamste, oudste
  • Sup
    • ADJ: grootste, laatste, belangrijkste, hoogste, oudste, beste, bekendste, best, kleinste, mooiste

Verbal Features

Verbal Features

  • Past
    • AUX-Fin: was, werd, zou, had, waren, werden, kon, zouden, moest, hadden
    • VERB-Fin: zei, kwam, had, was, vond, kreeg, vroeg, maakte, won, ging
  • Past
    • AUX-Fin: werd, was, werden, waren, zou, had, kon, moest, hadden, zouden
    • VERB-Fin: kwam, was, had, ontstond, kreeg, ging, nam, maakte, bleef, zorgde
  • Pres
    • AUX-Fin: is, heeft, wordt, zijn, zal, kan, hebben, moet, heet, heb
    • VERB-Fin: heeft, komt, wil, is, gaat, noemt, ligt, hebben, zijn, staat
  • Pres
    • AUX-Fin: is, wordt, zijn, worden, kan, heeft, zal, moet, hebben, kunnen
    • VERB-Fin: zie, heeft, is, zijn, komt, telt, staat, wint, gaat, hebben

Pronouns, Determiners, Quantifiers

Pronouns, Determiners, Quantifiers

  • Dem
    • PRON: dat, dit, die, deze, zo'n, degenen, datgene, degene, zulke, dien
  • Dem
    • PRON: deze, dit, dat, die, zo'n, degenen, degene
  • Ind
    • PRON: meer, veel, minder, weinig, iets, vele, niets, wat, meest, alles
  • Ind
    • PRON: meer, vele, veel, meeste, enige, minder, meest, alle, weinig, alles
  • Int
    • PRON: wat, wie, welke, welk
  • Int
    • PRON: wat, wie, welke
  • Prs
    • PRON: hij, ik, het, zijn, zich, ze, we, je, men, hun
  • Prs
    • PRON: hij, zijn, ze, het, zich, haar, hun, zij, men, hem
  • Rcp
    • PRON: elkaar
  • Rcp
    • PRON: elkaar, mekaar
  • Rel
    • PRON: die, dat, hetgeen, hetgene
  • Rel
    • PRON: die, dat, hetgeen, hetwelk
  • Yes
    • PRON: zich, zichzelf
  • Yes
    • PRON: zich, zichzelf
  • 1
    • PRON: ik, we, ons, wij, me, mijn, mij, onze, mezelf, m'n
  • 1
    • PRON: ik, ons, mijn, we, onze, wij, mij, me
  • 2
    • PRON: je, u, jullie, jij, jou, uw, gij, jouw, ge, jezelf
  • 2
    • PRON: je, u, uw, jij
  • 3
    • PRON: hij, het, dat, zijn, wat, zich, ze, wie, men, hun
  • 3
    • PRON: hij, zijn, ze, het, zich, haar, dat, hun, dit, zij

Other Features

Other Features

  • Abbr
    • Yes
      • X: o.a., jl., o.m., a.s., etc., v.j., enz., b.v., e.d., j.l.
  • Abbr
    • Yes
      • X: o.a., o.m., dd, enz., Co, Dir, Gew, N.B., OLV, a.k.a
  • Foreign
    • Yes
      • X: fancy, a, the, and, front, to, National, be, fiction, flo
  • Foreign
    • Yes
      • X: de, la, les, the, Vive, of, art, cordon, des, design

Syntax

Auxiliary Verbs and Copula

  • This corpus uses 7 lemmas as copulas (cop). Examples: zijn, worden, heten, blijven, lijken, blijken, schijnen.

Syntax

Auxiliary Verbs and Copula

  • This corpus uses 6 lemmas as copulas (cop). Examples: zijn, worden, blijven, heten, blijken, lijken.
  • This corpus uses 8 lemmas as auxiliaries (aux). Examples: hebben, zullen, zijn, kunnen, moeten, mogen, blijken, hoeven.
  • This corpus uses 3 lemmas as passive auxiliaries (aux:pass). Examples: worden, zijn, krijgen.
  • This corpus uses 8 lemmas as auxiliaries (aux). Examples: hebben, zijn, kunnen, zullen, moeten, mogen, blijken, hoeven.
  • This corpus uses 2 lemmas as passive auxiliaries (aux:pass). Examples: worden, zijn.

Core Arguments, Oblique Arguments and Adjuncts

Here we consider only relations between verbs (parent) and nouns or pronouns (child).
  • nsubj
    • VERB-Fin--NOUN (3467)
    • VERB-Fin--NOUN-ADP(op) (1)
    • VERB-Fin--PRON (1687)
    • VERB-Fin--PRON-Acc (1)
    • VERB-Fin--PRON-Nom (2576)
    • VERB-Inf--NOUN (602)
    • VERB-Inf--PRON (303)
    • VERB-Inf--PRON-Acc (2)
    • VERB-Inf--PRON-Nom (551)
    • VERB-Part--NOUN (809)
    • VERB-Part--PRON (275)
    • VERB-Part--PRON-Acc (1)
    • VERB-Part--PRON-Nom (511)

Core Arguments, Oblique Arguments and Adjuncts

Here we consider only relations between verbs (parent) and nouns or pronouns (child).
  • nsubj
    • VERB-Fin--NOUN (1316)
    • VERB-Fin--PRON (624)
    • VERB-Fin--PRON-Nom (397)
    • VERB-Inf--NOUN (98)
    • VERB-Inf--PRON (56)
    • VERB-Inf--PRON-Nom (55)
    • VERB-Part--NOUN (105)
    • VERB-Part--PRON (52)
    • VERB-Part--PRON-Nom (32)
  • obj
    • VERB-Fin--NOUN (2781)
    • VERB-Fin--NOUN-ADP(voor) (1)
    • VERB-Fin--PRON (520)
    • VERB-Fin--PRON-Acc (209)
    • VERB-Fin--PRON-Nom (2)
    • VERB-Inf--NOUN (1438)
    • VERB-Inf--NOUN-ADP(voor) (1)
    • VERB-Inf--PRON (266)
    • VERB-Inf--PRON-Acc (102)
    • VERB-Inf--PRON-Nom (1)
    • VERB-Part--NOUN (715)
    • VERB-Part--PRON (182)
    • VERB-Part--PRON-Acc (47)
    • VERB-Part--PRON-Nom (1)
  • obj
    • VERB-Fin--NOUN (1165)
    • VERB-Fin--PRON (85)
    • VERB-Fin--PRON-Acc (50)
    • VERB-Inf--NOUN (358)
    • VERB-Inf--PRON (26)
    • VERB-Inf--PRON-Acc (43)
    • VERB-Inf--PRON-Nom (1)
    • VERB-Part--NOUN (73)
    • VERB-Part--PRON (11)
    • VERB-Part--PRON-Acc (3)
  • iobj
    • VERB-Fin--NOUN (66)
    • VERB-Fin--NOUN-ADP(aan) (1)
    • VERB-Fin--PRON (3)
    • VERB-Fin--PRON-ADP(aan) (1)
    • VERB-Fin--PRON-Acc (146)
    • VERB-Fin--PRON-Nom (6)
    • VERB-Inf--NOUN (45)
    • VERB-Inf--NOUN-ADP(aan) (1)
    • VERB-Inf--PRON (5)
    • VERB-Inf--PRON-ADP(aan) (1)
    • VERB-Inf--PRON-Acc (41)
    • VERB-Inf--PRON-Nom (5)
    • VERB-Part--NOUN (49)
    • VERB-Part--NOUN-ADP(aan) (2)
    • VERB-Part--PRON (3)
    • VERB-Part--PRON-ADP(aan) (2)
    • VERB-Part--PRON-Acc (55)
    • VERB-Part--PRON-Nom (5)
  • iobj
    • VERB-Fin--NOUN (11)
    • VERB-Fin--PRON (2)
    • VERB-Fin--PRON-Acc (10)
    • VERB-Inf--NOUN (10)
    • VERB-Inf--PRON (1)
    • VERB-Inf--PRON-Acc (4)
    • VERB-Part--NOUN (3)
    • VERB-Part--PRON-Acc (5)

Reflexive Verbs

  • This corpus contains 178 lemmas that occur at least once with an expl:pv child. Examples: bevinden zich, voelen zich, bewust zich, laten zich, maken zich, tonen zich, melden zich, voordoen zich, ontwikkelen zich, plaatsen zich, vraag zich, bewegen zich, doen zich, houden zich, richten zich, afvragen zich, begeven zich, beraden zich, brengen zich, concentreren zich, opstellen zich, vergissen zich, aanmelden zich, gedragen zich, herstellen zich, spelen zich, stellen zich, uitspreken zich, voelen me, voelen ons, voltrekken zich, wagen zich, wreken zich, begeven ons, beperken zich, buigen zich, mengen zich, permitteren zich, schamen je, schamen zich, spreken zich, toeleggen zich, verzetten zich, vraag me, afscheiden zich, afspelen zich, afvragen ons, beklagen me, bemoeien zich, gaan zich

Reflexive Verbs

  • This corpus contains 79 lemmas that occur at least once with an expl:pv child. Examples: bevinden zich, vestigen zich, richten zich, sluiten zich, voelen zich, herstellen zich, bekeren zich, kenmerken zich, scharen zich, verklaren zich, afspelen zich, engageren zich, geven zich, manifesteren zich, nemen zich, ontpoppen zich, profileren zich, spelen zich, toeleggen zich, tonen zich, vertalen zich, verzetten zich, voltrekken zich, aaneensluiten zich, afscheiden zich, afvragen zich, begeven zich, bemoeien zich, beperken zich, bezoedelen zich, binden zich, blesseren zich, doen zich, emanciperen zich, focussen zich, formeren zich, hebben zich, herinneren zich, herpakken zich, ingraven zich, inspannen zich, leggen zich, maken zich, melden zich, onderscheiden zich, onderwerpen mij, ontplooien zich, ontwikkelen zich, ophouden zich, opvallen zich

Verbs with Reflexive Core Objects

  • This corpus contains 85 lemmas that occur at least once with a reflexive core object (obj or iobj). Examples: houden zich, stellen zich, bezighouden zich, handhaven zich, maken zich, breiden zich, laten zich, sluiten zich, strekken zich, achten zich, interesseren zich, noemen zich, omvormen zich, prikken zichzelf, redden zich, versterken zich, verwonden zichzelf, voorbereiden zich, wassen zich, wringen zich, zien zich, aaneensluiten zich, aankondigen zich, aanschaffen zich, aansluiten zich, afficheren zich, bekeren zich, belasten zich, bereiden zich, beschermen zich, bieden zich, binden zich, blesseren zich, chanteren zich, dekken zich, doen zichzelf, dringen zich, dupliceren zich, emanciperen zich, forceren zich, fêteren zich, geven zich, herhalen zichzelf, inkapselen zich, installeren zich, intimideren zich, kennen zich, misbruiken zich, nemen zich, noemen zichzelf
    • Out of those, 2 lemmas occurred more than once, but never without a reflexive dependent. Examples: omvormen, wringen

Verbs with Reflexive Core Objects

  • This corpus contains 31 lemmas that occur at least once with a reflexive core object (obj or iobj). Examples: trekken zich, bezighouden zich, houden zich, noemen zich, noemen zichzelf, opmerken zich, organiseren zich, positioneren zich, inschrijven zich, laten zich, onthouden zich, terugtrekken zich, bevrijden zich, breiden zich, doen zich, dompelen zich, interesseren zich, kruisen zich, maken zich, opofferen zich, profileren zich, respecteren zichzelf, spelen zichzelf, splitsen zich, steunen zich, uitroepen zich, verdelen zich, verzorgen zich, voorstellen zichzelf, werken zich, zetten zich
    • Out of those, 2 lemmas occurred more than once, but never without a reflexive dependent. Examples: bezighouden, opmerken

Relations Overview

Relations Overview